Wie zou in de middeleeuwen vermoed kunnen hebben dat door het vinden van een beeldje het bedevaartdorp Handel zou ontstaan, een dorp van ongeveer 1700 inwoners.
Zeker niet de Bakelse schaapherder waarvan de legende verhaalt. Volgens die legende zou een Bakelse schaapsherder op de woeste heide die Handel toen was, een beeld , voorstellende een madonna met kind, gevonden hebben op een “Doren Stock” (boom) en ongeveer 35 cm hoog.

Het miraculeuze beeldje van Onze Lieve Vrouw van Handel. Gedateerd eind detiende/begin veertiende eeuw. In 1902 is het beeldje gerestaureerd en verguld en in 1920 dppr Mgr. Diepen gekroond t.g.v. het zevende eeuwfeest.
De soort van vindplaats vertoont een sterke overeenkomst met die genoemd in andere vrome verhalen over Maria-oorden, waar ook madonnabeeldjes gevonden werden in allerlei soorten bomen of struiken of weilanden, zoals in Uden, Aarle – Rixtel en Oirschot.
Door een brand in 1709 zijn weinig archiefbestanden bewaard gebleven, zodat van de beginperiode weinig bekend is. Alleen de legendes vertellen ons het een en ander.
Zo zouden er na het vinden van het beeld reeds enkele wonderen gebeurd zijn. Men besloot daarom een kapel te bouwen ter ere van Maria en wel op de plaats waar het beeld was gevonden, ongeveer een halve kilometer buiten het huidige centrum van Handel aan de weg van Gemert naar Handel. Koppige ossen weigerden met de karrevrachten bouwmaterialen echter op die plaats te stoppen. Zij liepen door tot de plek waar nu de kerk staat. Men besloot toen om daar de kapel te gaan bouwen.
Een andere legende vertelt ons over het ontstaan van het wonderbare putje. Tijdens de bouw van de kapel was er nl. watergebrek ontstaan. Plotseling welde er niet ver van de bouwplaats een bron op uit de grond, waarvan het water niet alleen gebruikt kon worden voor de bouw, maar ook voor het genezen van zieken omdat het ook een wonderbare geneeskrachtige werking had, waardoor velen in de loop der tijden genezen zouden zijn.

Kapel met oude middeleeuwse toren rond 1880
Het beeldje – middelpunt van al deze gebeurtenissen – is een eenvoudig ruw gesneden lindenhouten beeldje, waarschijnlijk door een herder of arbeider gesneden en achtergelaten in de heide. In de loop der tijd -1914 – is het beeldje gepolychromeerd (verguld) en on 1920 bij het zevende eeuwfeest hebben Maria en het Kind een kroontje gekregen. De exacte ouderdom van het beeldje kennen we niet maar de gotische vormen plaatsen het beeldje ongeveer aan het eind van de dertiende eeuw.
De oudste bronnen over het Onze-Lieve-Vrouwebeeld dateren van 1368. Of er toen reeds een kapel was, is niet bekend. De kapel wordt voor het eerst vermeld in 1434 als de “Capelle boven Hanelt”. Hanelt was een hoeve waaraan Handel zijn naam heeft ontleend. Waarschijnlijk was deze hoeve ouder dan de kapel, omdat deze aangeduid wordt met de naam van de hoeve. Vanuit Gemert gezien was de kapel boven (d.i. ten noorden van) de hoeve gesitueerd, vandaar de aanduiding “Capelle boven Hanelt”.
De hoeve Hanelt was eigendom van de Duitse Orde. Deze orde, opgericht tijdens een van de kruistochten in Palestina, had in Europa grote bezittingen verworven waaronder de Heerlijkheid Gemert, waartoe ook Handel behoorde. Deze geestelijke ridderorde was toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw en de ridders toonden ook grote belangstelling voor de Handelse Maria. Zij hebben de Handelse Maria-verering ook in sterke mate gestimuleerd door allerlei schenkingen en financiële steun bij rampspoed, zoals de vernielingen door rondtrekkende bendes in 1588 en 1599.
Als Gemert een nieuwe commandeur kreeg, begon deze zijn taak dikwijls met een bedevaart naar Handel. In de vorm van heraldische wapens in de buitenmuur vinden we nog sporen van deze orde.
De kapel die in 1434 genoemd werd is waarschijnlijk een klein gebouwtje geweest zonder toren, gebouw om de bedevaart die toen tot bloei kwam op te kunnen vangen. Eind 15e eeuw ongeveer is er een romaanse toren aangebouwd van ongeveer 23 1/2 meter hoog..
De stroom bezoekers bleef toenemen. Daar kwam nog bij, dat Gemert met Handel onder het bewind van de Duitse Orde na de hervorming een vrij gebied bleef te midden van de door protestanten overheerste gebieden.
Van heinde en verre kwamen er mensen om hier de katholieke godsdienst uit te oefenen. Zo kwamen er op tweede Pinksterdag van het jaar 1628 wel 4000 pelgrims. In het jaar 1785 zouden er meer dan 18000 bedevaartgangers geweest zijn.

Interieur Kerk rond 1930
Om dit groeiend aantal bezoekers op te kunnen vangen werd de kapel een paar maal vergroot. In 1695 begon men met de aanbouw van een priesterkoor, waardoor het eenvoudige middeleeuwse gebouwtje tweemaal zo groot werd. In 1708 werd het voltooid, maar een brand vernielde een jaar later het dak. Na het herstel van de schade is waarschijnlijk ook het schip, het oorspronkelijke gebouw vergroot en in 1754 gereed gekomen.
Het oorspronkelijke gebouw bleek echter lager dan het aangebouwde priesterkoor. Exterieur en interieur vertoonden een barokke stijl, maar hiervan is weinig bewaard gebleven door latere verbouwingen.
Door de bloeiende bedevaart werd in Handel een rectoraat gevestigd, geleid door een rector en onderhorig aan de parochiekerk van Gemert. Tot aan het eind van de achttiende eeuw ( Napoleon) waren de rectoren allen priesters van de Duitse Orde.
In 1722 vestigde zich hier in Handel Daniël de Brouwer met twee metgezellen. Op uitnodiging van Rector Luyten kwamen zij hier om het kosterschap van de kapel op zich te nemen na het overlijden van de vorige koster broeder Hogardus Verhofstad.
Evenals broeder Hogardus hielden de drie gezellen zich behalve met het kosterschap ook bezig met het bakken van hosties, het vervaardigen van ex-voto’s en het brouwen van bier. De broederschap breidde zich uit en ging ook onderwijs geven aan kinderen uit de omgeving. Omdat het katholieke onderwijs hier vrij was, kwamen de kinderen zelfs uit het westen des lands waar dat verboden was.
Daar de Gemertse bierbrouwers de concurrentie van de broeders vreesden, stelden zij alles in het werk om hen verdreven te krijgen.
Uiteindelijk lukte dit en de broeders vestigden zich net over de Landmeerse Loop in het naburige Boekel, waar zij het huis “Padua” bouwden. Tot in het begin van de negentiende eeuw bleven zij onderwijs geven en later legden zij zich toe op de verpleging.
Dit groeide uit tot de tegenwoordige psychiatrische inrichting “Huize Padua”, dat deel uitmaakt van GGZ-Oost-Brabant.
In 1848 werd de kapucijnen pater Petrus rector van d broeders Penitenten (broeders van Padua). Hij stichtte in 1851 het capucijnenklooster in Handel. Door zijn inzamelingsactie voor dit doel kreeg hij de bijnaam “Peer Schooi”. In 1984 werd het Kapucijnenklooster gesloten en verkocht aan Stichting “De Weyst”.
Zowel Huize Padua als het Kapucijnenklooster hebben veel gedaan voor de kerk van Handel, de verbreiding van de bedevaart, maar met name Huize Padua zorgde ook voor veel werkgelegenheid.

In de zomer van 1894 werd begonnen met de restauratie en vergroting van de kapel, nodig door de grote toeloop en om veder verval te voorkomen.
Onder leiding van architect Jos Cuypers werd het dak van de kapel vernieuwd, het schip uitgebreid met twee zijbeuken en een nieuw priesterkoor aangebouwd, waardoor het oude bij het oorspronkelijk schip kon worden gevoegd. Ook werd de vijftiende eeuwse toren vervangen door een toren van ruim 45 meter hoog in neogotische stijl. De barokke stijl van de kapel is door deze verbouwing bijna geheel verloren gegaan om plaats te maken voor een toren in neogotische stijl. De Mariatroon die in al die eeuwen in het middenschip van de kerk stond, bleef ook na de verbouwing nog lange tijd in het centrum van de kerk staan.
Eind dertiger jaren ( 1937)werd de troon verplaatst naar de zijbeuk, waarbij het graf van broeder Hogardus werd ontdekt. Deze plaats wordt tot op heden nog steeds gemarkeerd door een grafsteen.
De broeders penitenten van Padua hebben na de Tweede Wereldoorlog de opaline versieringen laten aanbrengen in de Mariakapel uit dankbaarheid jegens Maria dat men de oorlogstijd veilig was doorgekomen.
Na de oorlog werden ook de rijk versierde wanden van de kerk witgeschilderd.
In 1946 werd een reeds eeuwenoude wens vervuld en werd het rectoraat opgeheven om plaats te maken voor een zelfstandige parochie Handel.
Een laatste vergroting van de kapel vond nog plaats in 1955 toen de Mariakapel werd uitgebreid met een portaal.
In het begin van 1900 werd het processiepark aangelegd waar mensen ongestoord hun godsdienstoefeningen konden houden. In de loop van de tijd is het processiepark steeds aangevuld met nieuwe beeldengroepen, zoals de kruiswegstaties, de uitbeeldingen van de geheimen van de rozenkrans en na de oorlog met een rustaltaar (openluchtaltaar). Dit altaar werd door de Gemertse bevolking aangeboden eveneens uit dankbaarheid dat Gemert van grote oorlogsrampen gespaard was gebleven.
Maar ook de laatste halve eeuw heeft de tijd niet stil gestaan in Handel : De Paters Kapucijnen zijn net als de Broeders Penitenten uit Handel verdwenen, we maakten kennis met priesters uit Brazilië en Afrika, het Processiepark heeft in het begin van deze eeuw een grootscheepse en wat jaren durende renovatie/restauratie gehad wat betreft bomen, beelden en Kruisweg en in 2015 heeft onze parochie Onze Lieve Vrouw Tenhemelopneming na 69 jaar haar zelfstandigheid als parochie weer moeten inleven door de fusie van alle zeven zelfstandige parochies in de gemeente Gemert-Bakel tot één grote nieuwe parochie.
In 2020 zou het 800 – jarig bestaan van Handel het hele jaar door groots gevierd gaan worden, maar door Corona lag binnen twee maanden heel Nederland plat en kwam er van feesten niets meer terecht. Gelukkig kon eind 2020 nog net wel het Jubileumboek gepresenteerd worden.
Toch staat de kerk in Handel daar nog steeds te midden van al het groen, waar men in de koelte van het geboomte uit kan rusten van een lang romantisch verleden. De kerk die met haar torenspits het karakter, maar in niet mindere mate de trots van Handel bepaalt.
